All premium Magento themes at magentothemesworld.com!

Vrede: leidt tot naiviteit

ten opzichte van de aard van oorlogsomstandigheden

Version info:

v2.0 - Feb 09, 2012

A positive attitude

may not solve all your problems, but it will annoy enough people to make it worth the effort.








UNOGIL

United Nations Observer Group In Lebanon

Achtergronden


De belangrijkste bevolkingsgroepen in Libanon waren van oudsher de maronitsche christenen en de soennitische moslims.
Politiek en economosch gezien waren de maronieten het invloedrijkst. Zij zagen echter in dat de politieke integriteit en stabiliteit van Libanon gebaat waren bij maronitisch-soennitsche samenwerking. Een Nationaal Pact met een maronitischen president en een soennitische premier was het resultaat. Desondanks voelden de soennieten zich het kleine broertje, vooral torn de maronitsche president C.Chamoun begin jaren 50 steeds meer bevoegdheden naar zich toe trok ten koste van de soennitische premier. De pan-Arabisch nationaltistische retoriek vanuit de Verenigde Arabische Republiek (VAR: Egypte en Syrië) verhitte de gemoederen pas echt. Met de moord op een journalist in mei 1958 sloeg de vlam in de pan. Na enkele weken van hevige gevechten beperkte het gezag van de regering zich tot het westelijk deel van het land rond de hoofdstad Beirut.
Het zuiden, oosten en noorden werden beheerst door rivaliserende fracties. De Libanese regering claimde dat de VAR deze opstand steunde door wapens te leveren aan de opstandelingen en met uit Syrië afkomstige infiltranten. Zij diende daarom op 22 mei 1958 een klacht in bij de Veiligheidsraad. De raad besloot in resolutie 128 van 11 juni 1958 een waarnemersgroep uit te zenden. Nederlandse officieren staan in juli 1958 op het punt zich naar Libanon te begeven waar zij deel zullen uitmaken van UNOGIL

Het VN-maandaat, de taken en de organisatie van UNOGIL


In resolutie 128 werd de oprichting en taakstelling van de United Nations Observer Group in Lebanon (UNOGIL) op de volgende wijze verwoord [The suecurity council] decides to dispatch urgently an observation group to proceed to Lebanon so as to ensure that there is no illegal infiltration of peronnel or supply of arms or other material across the Lebanese borders.
Zowel de VAR als Libanon stemde in met de resolutie. UNTSO zou deze conrolerende taak langs de Israëlisch-Libanese grens namens UNOGIL op zich nemen. Het was UNOGIL niet toegestaan actief te bemiddelen of met geweld de aanvoer van wapens te verhinderen.
Een snelle ontplooiing van de missie was gezien de gespannen situtatie in Libanon wenselijk. Daarom werden 10 UNTSO-waarnemers, onder wie 2 Nederlanders tijdelijk overgeheveld naat UNOGIL. De eerste vif arriveerden op 12 juni in Beirut. Op 16 juni was het totale aantal waarnemers al opgelopen tot 100 militairen uit 21 landen. Het hoofdkwartier van UNOGIL lag in Beirut.
Op vijf plaatsen in het land (Sidon, Marjayoûn, Chtaura, Baalbek en Tripoli) werden sectorhoofdkwartieren ingericht van waaruit viertien kleinere locaties en dertig observatieposten werden aangestuurd.

Het verloop van de missie en het Nederlandse aandeel in UNOGIL


De waarnemingsmissie werd op eenzelfde manier als UNEF-1 samengesteld. Elk land dat zich bereid had verklaard waarnemers te leveren, moest goedkeuring hebben van het gastland, terwijl -zoals inmiddels praktijk was geworden- de permanente leden van e Veiligheidsraad en zoegenoemde special interest landen (landen met een direkte betrokkenheid bij het conflict) waren uitgesloten.
Ook Nederland kreeg van de VN het verzoek waarnemers te sturen. In totaal zou Nederland 17 officieren aan UNOGIL uitlenen. Zes van hen waren eigenlijk bedoeld om het Nederlandse aandeel in UNTSO uit te breiden. Zij vertrokken op 18 juni 1958, een dag nadat Nederland had besloten nog twee extra waarnemers te sturen.
Majoor C.L. Trieling werd door het Ministerie van Oorlog als detachementscommandant van de officieren der Koninklijke Landmacht aangewezen. Naast waarnemers stelde minister van Buitenlandse Zaken J.M.A.H. Luns op 19 juni 1958 ook een medisch officier van de Koninklijke Marine (KM) ter beschikking aan de VN.

Het Werk van de Nederlandse waarnemers kwam vooral neer op het patrouilleren in het Syrisch-Libanese grensgebied en langs de grenzen die door de strijdende partijen werdeen beheerst.
UNTSO nam deze taak op zich langs de Israëlisch-Libanese grens. Dit gebeurde overdag op gezette tijden in witte jeeps of Willys stationwagons voorzien van een zend-ontvanginstallatie. Op het hoofdkwartier werkten waarnemers die zich bezighielden met het onderzoeken van klachten van de partijen. Ook beschikte het hoofdkwartier over een evalutatieteam dat de binnenkomende informatie moest analyseren.
In eerste instantie verliep de operatie erg moeizaam. Pas half juli kreeg UNOGIL toegang tot alle grensgebieden. De waarnemers kregen toen ook toestemming alle voertuigen en vracht te doorzoeken die via de noordgrens het land binnenkwam. Het eerste rapport van UNOGIL aan de Veiligheidsraad (01.07.58) stelde daat er onvoldoende bewijzen waren voor grootschalige wapensmokkel en troepen-verplaatsingen.
Enkele Nederlandse waarnemers bleken deze menig in het geheel niet te delen. Zij constateerden dat er wel degelijk op grote schaal wapens en materieel vanuit Syrië het land werden binnengesmokkeld. Ook stonden sommige waarnemers een actievere bemiddelende houding voor, hoewel dit formeel niet was toegestaan.
Majoor der mariniers W.G.C. Blom merkte bijvoorbeeld op dat hij het tot zijn taak achtte gezag af te dwingen, zodat geschillen door hem als een soort arbitter konden worden beslecht. In de loop van juli 1958 nam de omvang van UNOGIL flink toe tot 200 militairen en burgers, medio november zelfs tot 591 personen. Hierdoor was UNOGIL in staat het aantal observatieposten uit te breiden en deze 24 uur per dag te bemannen.
De VN benaderden op 28 juli 1958 Nederland met het verzoek zeven extra waarnemers te sturen. Twee dagen later besloot de regering er zes uit te zenden. De tijdingen van UNOGIL leken begin augustus te wijzen op normalisatie. UNOGIL rapporteerde op 30.07.1958 opnieuw dat er geen aanwijzingen waren dat op grote schaal wapens werden gesmokkeld. Er was wel veel grensoverschrijdend personenverkeer, maar grote gewapende groepen hadden de waarnemers niet geobserveerd.
UNOGIL gaf wel aan enige hinder te ondervinden van de Amerikaanse interventie. De VS hadden namelijk op 14 juli in Libanon militair ingegrepen en de benoeming van de maronitische generaal Chehab, die steun van zowel maronieten als soennieten genoot, tot president bewerkstelligd.
Landing van Amerikaanse mariniers nabij Beirut, 15/07/1958
Landing van Amerikaanse mariniers nabij Beirut, 15/07/1958


Vooral de oppositie-groeperingen vereenzelfdigden de VS en de VN nogal eens met elkaar. De Amerikaanse troepen trokken zich 25 oktober 1958 terug. Bijna een maand later, op 16 november 1958, trok de Libanese regering haar klacht over de inmenging door de VAR in. Hiermee verviel de grondslag van UNOGIL. Tussen 26 november en 9 decemer '58 werd UNOGIL in drie slagen teruggetrokken. De eerste groep van tweehonderd oficieren vertrok op 26 november.
De tweede, circa 100 officieren, ging enkele dagen later. Alle operationele werkzaamheden van UNOGIL waren hiermee beëindigd. De derde en laatste groep verliet op 9 decembert het land.
De chef-staf van UNTSO, luitenant-generaal C. von Horn, benaderde een aantal UNOGIL-waarnemers met de vraag of ze intresse hadden in een aanstelling bij UNTSO. Onder de belangstellenden bevonden zich ook vier Nederlanders.

Bronnen:


Van Korea tot Kosovo, ISBN 90-1208-766-x
Libanon de bereigde ceder, ISBN 90-1203-367-5